Beer:
Mol? Mol?
Ik telde al wel twintig schapen.
Maar ik kan nog steeds niet slapen.
Ik heb een hoofd vol zorgen
over de eerste schooldag morgen.
Ik wil helemaal niet naar de klas.
Ik wou dat het nog lang vakantie was.
Ik ken de juf niet.
Is ze streng?
En de meester?
Is hij eng?
Hangt er een kapstok voor mijn jas?
Is er een plekje voor mijn tas?
Moet ik daar hard werken,
zo helemaal alleen?
Ach mol, ik ben zo bang.
Ik wil er echt niet heen.
Mol:
Toe Beer,
ik ken de meester.
Hij is ontzettend lief.
En je nieuwe juf
is een hartendief.
Er is een plekje voor je jas
en voor je mooie boekentas.
En als je wilt,
zit dan naast mij.
Maakt dat je al een beetje blij?
Beer:
Ja, Mol,
het lijkt me prettig in die klas.
Ik wou dat het al morgen was.
Maar ik ben nog zo moe.
Mijn ogen vallen toe.
Mol:
Fijn, Beer,
laat de slaap maar komen.
Ga maar rustig dromen.
Over de vakantie die zo heerlijk was.
En over je nieuwe, toffe klas.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten